zondag 14 juni 2015

Werkstuk 3 boeken Midas Dekkers

Werkstuk 3 boeken Midas Dekkers
Paulien van den Berg 5GE1, juni 2015

 Inhoud
1. Voorwoord
2. Biografische gegevens en centrale thematiek
3. Boek 1: De larf (2002)
4. Boek 2: Rood (2011)
5. Boek 3: De vergankelijkheid (1997) 
6. Balansverslag
7. Conclusie

1. Voorwoord
Voor dit werkstuk, was ik op zoek naar een auteur die echt andersoortige boeken schrijft dan die ik voorheen voor het vak Nederlands heb gelezen. Ik heb om suggesties gevraagd aan vrienden en familie en kwam zo terecht bij Midas Dekkers. Ik had van hen begrepen dat hij op humoristische wijze over allerlei biologische onderwerpen schrijft. Dit is echt anders dan de meeste Nederlandse literatuur, die grotendeels bestaat uit romans over persoonlijke ontwikkeling. Daarom heb ik besloten drie van Midas Dekkers’ boeken te lezen. Ik ben benieuwd naar zijn eigenaardige stijl met bijzondere onderwerpen en ik hoop een goede indruk van zijn oeuvre te krijgen.


2. Biografische gegevens en centrale thematiek
Wie in de catalogus van de Koninklijke Bibliotheek naar publicaties op naam van Midas Dekkers zoekt, stuit in eerste instantie op een indrukwekkend aantal vertalingen van titels als Op onderzoek in de natuur, eigen werk in de vorm van keurige gidsjes over trekvogels en bosleven en zelfs een lesmethode biologie voor het lbo. Laat er geen twijfel over bestaan: Midas Dekkers is bioloog. Maar sindsdien worden de natuurgidsen vervangen door werk waarin Midas eigen, originele persoonlijkheid en stijl doorklinken, al blijft de bioloog nooit ver buiten beeld.
Een groot deel van Dekkers' oeuvre bestaat uit bundels columns over mens en (vooral) dier. Deze persoonlijke schetsen leest hij sinds 1980 voor in het radioprogramma Vroege vogels. Als die eerdere publicaties er niet waren, zou je zelfs makkelijk kunnen denken dat Midas Dekkers een radio- en tv-persoonlijkheid is die is gaan schrijven - de meeste Nederlanders kennen hem ongetwijfeld van
Vroege vogels en van tv-programma’s als Gefundenes Fressen en Midas - welk programma de reden is van de onbedwingbare neiging om zijn achternaam achterwege te laten. De Midas van de televisie en de Midas in, zeg, De koeskoes en andere beesten verschillen ook maar weinig: als je Dekkers leest, 'hoor' je de tekst met zijn stem en ontspannen dictie door je hoofd gaan. Midas praat zoals hij schrijft, of schrijft zoals hij praat.

Midas (eigenlijk Wandert) Dekkers is in 1946 geboren in Haarlem, maar groeide op in Amsterdam, waar hij ook biologie studeerde. Als student begon hij te schrijven en al gauw publiceerde hij stukjes over dieren in onder andere NRC Handelsblad, de Volkskrant en de Vara-gids. Hij werkte bij het Zoölogisch Museum en als redacteur bij Het Spectrum, tot het schrijven definitief de boventoon ging voeren. De volstrekt eigen - verre van stichtelijke - insteek waarmee hij zijn thema's te lijf gaat vormt een organisch geheel met zijn abrupte, plastische stijl. Dezelfde stoere, eigenzinnige toon klinkt door in zijn jeugdboeken, waarvoor hij drie Zilveren Griffels en een Vlag en Wimpel heeft ontvangen. In 1985 schreef hij zelfs het Kinderboekenweekgeschenk:
Houden beren echt van honing?.

Zijn indrukwekkendste boeken zijn echter zonder twijfel Lief dier (1992), een aangenaam lezend, interessant geïllustreerd cultuurhistorisch reuzenessay over bestialiteit ("Hollandse honden worden vaker gestreeld dan Hollandse vrouwen of mannen. Alleen dat ene plekje blijft onberoerd. Meestal tenminste.") en
De vergankelijkheid (1997), een boek met een vergelijkbare opzet waarin Dekkers zich met de nodige smaak verdiept in dood, verval, het onherroepelijke voortschrijden van de tijd.

In deze twee boeken kon Dekkers zijn jongensachtige belangstelling voor het groteske aardig kwijt en vergast hij de lezer op prachtige afbeeldingen van de man van Tollund, een sterk uitvergrote roosschilfer, een dode kerkuil, Leda en de zwaan, een bejaarde fitnessfanaat, zeemeerminnen en een 18e-eeuwse gravure van een non die het met een ezel doet. Maar - dat moet gezegd - echt bot of banaal wordt het nooit. Daarvoor is Dekkers te veel een mens aan wie niets menselijks vreemd is. Dat is blijkbaar de aard van het beestje.

Veel succes oogste Dekkers met De Larf, dat in 2002 verscheen. In het boek richt hij zijn pijlen op kinderen en hun ouders. 'Ik heb het echt aan honderden mensen gevraagd: waarom hebben jullie kinderen? Wat ik aan antwoorden hoor, is een onsamenhangend gestamel: "Ik vind het wel gezellig, we hadden vroeger thuis ook zo'n leuk gezin, ik kan de gedachte niet verdragen dat het met mijn dood afgelopen zou zijn". Dat zijn toch geen echte redenen op grond waarvan je tweehonderdduizend euro uit gaat geven.'

In 2006 volgde Lichamelijke oefening waarin hij de vloer aanveegde met mythen over sport en bewegen en in 2009 de cassette Alle Beesten, waarin alle columns die hij van 1980 tot 2007 schreef voor het radioprogramma Vroege vogels zijn gebundeld. Op zijn 65e verjaardag, in april 20011, verscheen Rood. Een bekoring over zijn persoonlijke fascinatie met roodharige vrouwen. 

Zijn nieuwe boek, De kleine verlossing Of de lust van ontlasten, is verschenen in februari 2014 en gaat over poep. Een prachtig, veelzijdig onderwerp dat zowel vanuit de biologie, de geschiedenis, de kunst als het milieu benaderd kan worden. Een uniek boek over een zeer alledaags onderwerp.



3. Boek 1: De larf (2002)
Korte samenvatting
Buigen of barsten: Over grootte en groei. Er worden vergelijkingen gemaakt tussen vervellende slaken, krabben, slakken en heremietkrabben met kleding, schoenen en mensenhaar. Wat de gevolgen zouden zij als de mens 1,5 of 2 meter groot zou zijn. Het verschil in organismen zit ’m niet in de materie, maar in de vorm.
Twee in één: Een rups en een vlinder zijn eigenlijk twee dieren in één soort. Larf en volwassene werden vaak voor aparte soorten aangezien.  Zoals de larf het hulpstadium is, een opstapje om het tot volwassene te brengen, moet een kind zijn levenstrap beklimmen voor het als mens tot volle wasdom komt. In de conclusie wordt niet duidelijk of het kind de larf van de mens is, omdat de definities van het woord larf verschillen. Dekkers stelt wel dat het heel handig kan zijn om je kind als een larf te bekijken of soms zelfs als een andere diersoort te behandelen.
Goddelijke gedaanten: Je soort stelt veel beperkingen voor wat je doet en wie/wat je bent. Over gedaanteverwisselingen, het innerlijke beest en dat je tijdens je slaap in een heel ander wezen metamorfoseert.
Een slecht mens: Als mens lijkt een baby nergens op, maar als baby is hij geheel geslaagd. Een baby is een slecht mens, maar een goede baby; evenzeer als een volwassene een goed mens is, maar een waardeloze baby. Naarmate een baby opgroeit, wordt het kind een mens, maar een slechter kind.
Het onzijdige geslacht: Als baby is het geslacht nog niet belangrijk.. Net als bij larven is nu de groei belangrijk, voortplanten komt later wel, namelijk als vlinder. Hetzelfde geldt voor de volwassen mens.
Kennis vreten: Over taal, praten en taalonderwijs. Vrijwel elk kind leert praten; taal is een kenmerk van de mens. Het onderwijs loopt niet gelijk met wanneer het kind het best kan leren, bijvoorbeeld tot acht jaar kan het best een vreemde taal leren, maar dat gebeurt pas op de middelbare school. Wat er met de paplepel in had gekund, moet er nu met de kolenschop doorgeramd.
De verpopping: Over de puberteit die wordt vergeleken met de verpopping en het cocon. Pubers zonderen zich af als voorbereiding op volwassenheid, zoals insecten verpoppen.
De generatiekloof: Over het verschil en machtsverhouding tussen moeder en kind plus kind en volwassene. De moeder krijgt geen kind, het kind krijgt haar.
De eeuwige jeugd: Over hoe en waarom volwassenen zich soms kinds gedragen.
De kinderboerderij: Over de beslissing om een kind te nemen, de redenen daarvoor en de gevolgen daarvan.

Leesbeleving
De larf (met ondertitel: over kinderen en metamorfose) heeft een korte, maar krachtige titel. Het geeft meteen de kern van het boek weer: het vergelijken van kinderen en larven en de metamorfosen die zij ondergaan. Hoewel de achterkant van het boek de suggestie oproept dat de schrijver het standpunt inneemt dat het kind en de volwassene volkomen verschillende wezen zijn, voelt het toch meer als een beschouwing. Sluitend bewijs blijft uit. Het boek beperkt zich tot vergelijkingen, anekdotes, feitjes, citaten en Dekkers’s  humor. Ik had het gevoel dat ik werd aangespoord tot nadenken, in plaats van dat ik overtuigd werd.

Het boek bevat ook veel oneliners. Hoewel onliners vaak te weinig omvatten om de hele waarheid uit te spreken, waren er een paar mooie uitspraken om te quoten. Je bent niet wat je wordt en je wordt niet wat je bent is daar één van. Het omvat heel passend het principe van metamorfose in één zin. Nog een schone omschrijving vind ik dit: Het enige voedsel dat een pop heeft, is zichzelf. Een pop eet de larf die hij was op om er de vlinder die hij wordt van te bouwen.  […] er zit in één rups precies genoeg om één vlinder te maken. 

Bovenstaande quotes waren vooral de wijze uitspraken, niet zozeer met het typische humorrandje van Dekkers. Juist in de stukken over de beslissing om kinderen te krijgen komt de scherpe, beetje beledigende humor van Dekkers naar voren. Eén van mijn favorieten: Tegenwoordig is een kind een vorm van vrijetijdsbesteding. En wel de beste vorm van vrijetijdsbesteding, want je houdt geen vrije tijd meer over. Tob je met de zin van het leven, neem dan een kind. Niet dat zo’n kind je leven zin geeft, maar het ontneemt je de tijd erover te tobben.

Na het lezen van De larf denk ik niet dat kinderen larven zijn. Kinderen verschillen van volwassenen en er zijn zeker gelijkenissen tussen kind en larf te vinden, maar een larf verschilt op een heel andere manier van een volwassene dan en kind. Een rups eet tot hij groot genoeg is, maakt een cocon, herschikt de materie waaruit hij bestaat en wordt een vlinder. Zo werkt dat eenmaal niet bij mensenkinderen. In de eerste plaats om de biologische reden dat mensen zoogdieren zijn en geen insecten en in de tweede plaats omdat het proces van opgroeien bij mensen heel anders verloopt. Baby’s worden als mensje geboren en worden niet tijdens de puberteit uitelkaar gehaald om weer anders in elkaar te worden gezet. Pubers zonderen zich inderdaad meer af, maar ze doen heus wel wat meer dan in een cocon zitten. Gelukkig was het volgens mij ook niet de bedoeling van Dekkers om te bewijzen dat kinderen larven zijn (dat komt vooral naar voren aan het einde van het boek en in de conclusie van het hoofdstuk Twee in één), maar om mensen met een nieuwe blik en nieuwe inzichten naar bekende zaken te laten kijken. Daar is Dekkers naar mijn mening in ieder geval in geslaagd.

Recensies
Recensie 1
Bron: Nederlands Dagblad
Publicatiedatum: 29-11-2002
Recensent: René Fransen
Recensietitel: Halve waarheden van Midas Dekkers
Taal: Nederlands

Bioloog Midas Dekkers staat bekend om zijn dwarse meningen en zijn botte manier van communiceren. Het is ook bekend dat Dekkers een kat in huis heeft en bewust geen kind. Toch heeft hij zich gewaagd aan een boek over kinderen. Dat kan niet goed aflopen, denk je dan, en dat klopt. Laat er geen misverstand over bestaan: Dekkers is zeer belezen en weet als geen ander door drogredenen heen te prikken. Zijn visie op het houden van huisdieren en veel van wat hij schrijft over kinderen, is absoluut origineel. En Dekkers weet als geen ander toegankelijk te schrijven over de complexe wetenschap die biologie is. Maar zijn bijterige dwarsheid heeft iets van een valse teckel. Eerst denk je: wat een leuk, waaks beestje. Maar dan merk je dat het dier naar alles bijt wat beweegt en langzaam kom je tot besef dat het eigenlijk in een kooi hoort.
Dekkers probeert in zijn boek aannemelijk te maken dat kinderen eigenlijk net zo sterk verschillen van (volwassen) mensen als een rups van een vlinder. Of als een mossellarve van de mossel. Dat doet hij niet door een doorwrocht betoog op te zetten, maar door een spervuur van weetjes, citaten en oneliners die alles met elkaar verbinden. Hij probeert de lezer niet te overtuigen, maar te overreden. Die stijl werkt soms goed, doordat hij de lezer op het verkeerde been zet en dwingt op een andere manier naar de werkelijkheid te kijken. Maar wanneer zo'n stijlfiguur te vaak wordt gebruikt - en Dekkers doet 274 bladzijden lang niet anders - gaat het irriteren. Je wilt wel eens een goed opgezette redenering zien, iets tastbaars. Dat komt niet.
Een voorbeeld van een mooie gedachte is de opmerking dat een kind niet een gemankeerde volwassene is, maar een perfect functionerend kind. Zijn opmerking dat kinderen eigenlijk op de peuterspeelzaal een tweede taal moeten leren, omdat dan hun hersenen optimaal open staan voor taalverwerving is even waar als onuitvoerbaar. En de conclusie dat ieder mens feitelijk een wandelende darm is, met hersenen voor de besturing en een geslachtsorgaan om nieuwe wandelende darmen te maken is volstrekt onzinnig: je zou met evenveel recht kunnen beweren dat ieder mens een wandelende teennagel is, met een darm om te zorgen voor voldoende kalk en andere voedingsstoffen.

Graankorreltjes
Zo staan rake opmerkingen en onzinnige simplificaties dwars door elkaar heen. Aan de lezer de schier onmogelijke opdracht om uit het vele kaf de graankorreltjes te halen. Lastig, want daarvoor zou je je minimaal moeten verdiepen in de zeven pagina's tellende literatuurlijst. Dat doet natuurlijk niemand, waardoor er twee mogelijkheden zijn: of je legt het boek snel terzijde, of je neemt het allemaal zo'n beetje voor waar aan. Het laatste levert in ieder geval voldoende stof voor de borreltafel, want als gezegd. Dekkers levert zijn teksten grotendeels in gemakkelijk citeerbare oneliners. Maar het eerste is aan te raden, simpelweg omdat Dekkers regelmatig onzin uitkraamt. Dat hij Donald Duck de enige eend met een zwembroek noemt, is nog het minst erge (Donald loopt consequent met ontbloot onderlichaam). Erger is het bijvoorbeeld wanneer hij schrijft dat bomen altijd alleen aan het uiteinde groeien. Zo schieten ze omhoog, naar het licht. (..) Zou een boom in alle richtingen moeten groeien, hij zou nooit op tijd bij het licht komen." De auteur moet toch wel eens een breed uitwaaierende eik in een weiland hebben gezien? Wat hij schrijft klopt, maar alleen voor bomen die in een bos groeien. Het is niet het 'wezen' van de boom om stijl omhoog te groeien (zoals hij in deze passage suggereert), het is de omgeving die de boom daartoe dwingt. Dat lijkt een kleine correctie, maar het boek staat vol met dit soort halve waarheden.

Halve kennis
Op dergelijke gemankeerde redeneringen bouwt Dekkers zijn betoog. En hoewel er misschien heel wat te leren valt uit dit boek - zeker wanneer hij schrijft over larven van verschillende diersoorten - de combinatie met al die halve waarheden maakt het toch een slecht boek. Het zadelt de lezer op met halve kennis, en dat kan meer schade berokkenen dan volledige onwetendheid. Daar komt nog bij dat hij op uiterst denigrerende toon over kinderen en hun ouders praat. Ook weer op een manier die het prima zal doen aan menige borreltafel, maar die met de werkelijkheid weinig te maken heeft. Des te verontrustender is het om te zien dat De larf al weer enkele weken hoog in de boeken toptien staat. Maar dat simplificaties en straffe oneliners het beter doen dan goed doordachte opinies weten we sinds de laatste verkiezingen. Zou Dekkers al ergens op een lijst staan?

Reactie recensie 1
Het zijn inderdaad geen hele waarheden of echt overtuigend, maar ik denk ook niet dat dat de bedoeling was. Ik denk dat het boek eerder de lezer op andere manieren naar bekende onderwerpen wil laten kijken en/of de lezer aan het nadenken wil zetten. Daarnaast vind ik het gebrek aan sluitend bewijs het niet meteen een slecht boek maken, mits je het als een beschouwing beschouwt en niet als betoog.


Recensie 2
Bron: Trouw
Publicatiedatum: 28-09-2002
Recensent: Samuel de Lange
Recensietitel: En toch is het kind geen larf
Taal: Nederlands

,,Als de mens gewoon een dier is, is zijn kind dan niet gewoon een larf?'' Ja, vindt de bioloog Midas Dekker, en hij staaft zijn bevestiging met een schat aan wetenswaardigheden over de bijzondere status van rupsen, maden en engerlingen.
Wat vlieg of vlinder wordt, is eerst larf, en als zodanig begiftigd met een eigen taak. Terwijl het volwassen organisme zijn levensdoel in de voortplanting vindt, is de larf in de eerste plaats op zoek naar voedsel. Niet om een volwassene te worden, maar om 'um sonst', om des larven wille. Alle verdachtmakingen ten spijt, mist het kind de seksuele driften die psychoanalyticus en pedofiel hem toeschrijven. Kinderen verschillen wezenlijk van ons, en wij moeten ze daarin niet hinderen. Op een dag ontpoppen zij zich als volwassen mensen en de puberteit is de ondoordringbare cocon waarbinnen zich dat voltrekt, aldus Dekkers.
De bewijslast voor een larvenbestaan in het dierenrijk is overweldigend, en niemand die de verwantschap tussen mens en dier, en tussen tanden wisselen en veren ruien, zo raak kan schetsen als Dekker. Maar heeft hij aan het einde van het boek bewezen dat het kind de mens even vreemd is als de vlinder de larf? Nee, het boek besluit met de nuchtere raad dat het verstandig is kinderen eens onder dat dierlijk oogpunt te beschouwen. Na de filippica tegen de pedagogische bemoeizucht komt dat een beetje als een anticlimax. Kinderen en volwassen stemmen op elkaar af en aan hun geleidelijk groeiende samenklank verandert Midas' geestige contrapunt weinig.

Reactie recensie 2
De eerste alinea van deze recensie is een samenvatting van een deel van wat Dekkers zegt in zijn boek. Dit klopt. De tweede alinea is het daadwerkelijke oordeel van de recensent over het boek. Ik ben het met de recensent eens: Dekkers heeft niet bewezen dat kinderen larven zijn, maar het is verstandig kinderen onder een dierlijk oogpunt te beschouwen.





4. Boek 2: Rood (2011)
Korte samenvatting
Stammen gewone vrouwen af van de apen, roodharigen zijn aan de katten verwant. Geen wonder dat ze Midas Dekkers bekoren. En hem niet alleen. Wie rood haar koud laat is blind. Roodharigheid is de beste harigheid. De kleur is luid, maar niet duidelijk. Als de blonde de held is en de zwarte de boef, wat speelt dan de rode? Heks? Hoer? Madonna? Juist in haar dubbelzinnigheid schuilt de kracht.
Roodharigen zijn zeldzaam en dreigen uit te sterven. Waar haal je zo gauw nieuwe vandaan? Genetici weten het bijna. Voor hen blijft roodharigheid een erfelijke afwijking, zij het de aardigste afwijking die er is. Zou je uiterlijk dan toch iets over je inborst zeggen? Zijn roodharigen echt ook rood van binnen? Door-en-door?

Leesbeleving
Rood (met ondertitel: een bekoring) heeft net als De larf een zeer passende titel. Het vangt in enkele woorden de kern van het boek. Volgens Midas Dekkers zijn roodharige vrouwen de aantrekkelijkste van allemaal. Al in het eerste hoofdstuk (De bekoring) wordt het rode haar met vuur, met al zijn aantrekkelijke eigenschappen, vergeleken. Ook de femme fatale, al dan niet het soort dat met plezier mannen naar hun ondergang trekt komt naar voren. Zelfs de kat,  Dekkers’ geliefdste dier, wordt met roodharigen vergeleken door een quote van Mark Twain: Terwijl de rest van de mensheid uit apen is voortgekomen, stammen roodharigen af van de kat.

Na een toonzettend eerste hoofdstuk, worden in de rest van het boek allerlei aspecten van rood haar belicht. In het tweede hoofdstuk komen de associaties van de rood met andere zintuigen aan bod, zoals dat het kleur van de liefde en het verlangen is. Ook de zowel door biologen als dichters geliefde rode vloeistof bloed, komt aan bod. Op dat punt waren al de dingen die het eerst in mij opkomen bij de kleur rood al genoemd, dus ik was nieuwsgierig waar Dekkers de overige zes hoofdstukken mee zou vullen.

Dekkers heeft ze gevuld met genoeg feitjes, citaten, scherpe uitspraken en constateringen om echt te kunnen kwalificeren als een boek van Midas Dekkers. Onderwerpen als (mensen)haar in het algemeen en de aaibaarheid daarvan (heerlijke harigheid), de bijbehorende witte huid van roodharigen (Melk en bloed), de afwijkende gen dat rode haren met zich meebrengt (Het recept) en waar roodharigen evolutionair gezien vandaan komen (Naar roodland) worden allen aangesneden. Veder is er een hoofdstuk (zeer toepasselijk getiteld: Vals vrouwen) gewijd aan neprood, vrouwen door de eeuwen heen die hun haar rood verven of een pruik dragen. Tenslotte wijdt Dekkers een hoofdstuk aan de verschillen tussen het uiterlijk en het innerlijk.

Tegen de verwachting in heeft Rood genoeg inhoud om ook de niet-roodminnende mens (man) te boeien. Dekkers schetst de aanlokkelijkheid van de rode vrouwen op hem zeer treffend. De verzameling wetenschappelijke inzichten, roodminnende schrijvers schilders, oude volkeren en zelfs religieuze zaken (die soms rood verhemelden en het soms bestempelden als afkomstig van de duivel) en natuurlijk voorbeelden van roodharige vrouwen zijn op zijn minst uitgebreid te noemen. Dekkers neemt in Rood niet zozeer een wetenschappelijke stelling in als een persoonlijke mening. Echt bewijs dat roodharigheid de beste harigheid is (zoals Dekker het omschrijft) valt natuurlijk niet te leveren. Over smaak valt niet te twisten.

Recensies
Recensie 1
Bron: De Telegraaf
Publicatiedatum: 28-05-2011
Recensent: Lies Schut
Recensietitel: Een ode aan rood
Taal: Nederlands

Midas Dekkers laat er geen misverstand over bestaan: het bekoorlijkste wezen op aarde is de roodharige vrouw. Of het moet dat andere wonderwezen zijn: de kat. In Rood bezingt de auteur de dwingende schoonheid koperkleurig haar en een rijkelijk besproete blanke huid. Wat voor mysterie gaat schuil achter dit prachtige uiterlijk? Dekkers analyseert op de voor hem kernmerkende manier geestig, met kennis van zaken wat rood in de natuur betekent en waarom schrijvers en kunstenaars zo gebiologeerd zijn door de roodharige vrouw. Rood is de kleur van gevaar, van opwinding, van leven en dood. Voor wezens die goed kunnen zien is rood de lokkleur bij uitstek. Nobelprijswinnaar Niko Tinbergen toonde dat al aan in zijn klassiek geworden proeven met stekelbaarsjes: het rood op de buik van de mannetjes in de paaitijd stoot concurrenten af en trekt vrouwtjes aan. Voor de mens geldt iets vergelijkbaars, zegt de auteur. Een rode vrouw houdt voor een man een belofte in, iets wat kunstenaars al eeuwenlang visualiseerden. Rossetti, bijvoorbeeld, of Millais is zijn schilderij van Ophelia. Het valt echter niet altijd mee een koperkleurige te zijn, dat is de prijs die het buitenbeentje betaalt. Rood van Dekkers is een heerlijk boek. Pittig, eigenzinnig, prikkelend. Als de roodharige zelf.

Reactie recensie 1
Het grootste gedeelte van deze recensie zijn omschrijvingen van de inhoud van het boek, die allen kloppen. Alleen de laatste drie zinnen zijn het daadwerkelijke oordeel. Ikzelf zou het boek niet ‘heerlijk’ noemen. Eigenzinnig en prikkelend is het boek zeker wel. Als ik het boek moet geloven, zijn roodharigen zeker ook eigenzinnig en prikkelend.

Recensie 2
Bron: Literair Nederland
Publicatiedatum: 17-06-2011
Recensent: Lodewijk Lasschuijt
Recensietitel: -
Taal: Nederlands

Steeds opnieuw verschijnt er een glimlach op ons gezicht bij het lezen van dit nieuwe boek van Midas Dekkers en een enkele keer mondt dit zelfs uit tot een schaterlach. Dekkers belicht uitvoerig alle facetten van roodharigheid en besteedt veel aandacht aan de schoonheid van roodharige vrouwen en vrouwen die hun haar rood verven. Midas vraagt zich af: ‘Heeft een vrouw die haar haar rood verft, kwaad in de zin en kun je een vrouw valsheid in beharing ten laste leggen?’

Steeds is er die knipoog als hij beweert dat het eigenlijk strafbaar is om te pronken met andermans veren. Geverfd rood haar is een prothese. Het is heel duidelijk dat de schrijver een grote bewondering heeft voor roodharige vrouwen en hun sproeten en blanke huid. Toen hij als puber foto`s van roodharige filmsterren onder ogen kreeg, besloot hij om fotograaf te worden. Het is anders gelopen, bioloog is ook een mooi beroep. Rood haar wordt met vuur vergeleken en bij vuur hoort muziek, Ierse muziek bijvoorbeeld omdat in Ierland meer dan in andere landen rood haar voor komt. Theateraffiches en boekomslagen waarop roodharige vrouwen zijn afgebeeld zijn erg in trek. Henri Toulouse-Lautrec beeldde de danseressen uit de Moulin Rouge bij voorkeur uit met rood haar. Dat Sarah Bernhardt op het toneel overkwam als wellustig en flamboyant was voornamelijk te danken aan haar rode haar en maar ten dele aan haar talent. We worden er aan herinnerd dat veel fatale vrouwen in bijbelse tijden rood haar hadden. Eva in het paradijs wordt meestal afgebeeld met rood haar en een ander voorbeeld is Salomé die nota bene het hoofd van Johannes de Doper op een schaal liet opdienen. Allemaal kennen we de fatale vrouwen met het koperkleurige haar uit de verhalen, de boeken, de schilderijen en de film, in willekeurige volgorde: Maria Magdalena, Mata Hari, Marlène Dietrich, Judith, Helena van Troje, Cleopatra en Rita Hayworth.

Soms gaat de auteur wel op een zeer caleidoscopische wijze door de geschiedenis maar dat is juist één van de aantrekkelijke kanten van zijn boek. Maar het gaat niet alleen over rood haar, ook de genen die er verantwoordelijk voor zijn komen aan bod. Terloops worden we ingewijd in de geheimen van het DNA en dat is niet geleerd of vervelend en onbegrijpelijk. Midas doet net alsof het dagelijkse kost is.
Midas Dekkers heeft ook zijn eigen ideeën over de evolutietheorie van Darwin en hij laat ons daar op speelse wijze kennis mee maken, nooit bedient hij zich van, naar eigen zeggen, ‘potjeslatijn of pannetjesgrieks’. Er is toch wel vaak een serieuze ondertoon in de verhalen, vooral wanneer sommige methodes ter sprake komen waarmee de voortplanting van de menselijke soort te beïnvloeden zou zijn. Zowel de pauselijke encycliek Casti connubii als de Blut und Boden-theorie van Adolf Hitler komen kort aan bod. De paus was van mening dat de mens zich niet diende te bemoeien met de erfelijke belasting van kinderen en Hitler wilde de geboorte van zijn Übermensch bespoedigen door enkele oude volken uit te moorden.
Aan de lange lijst van geraadpleegde literatuur aan het eind van het boek is op te maken dat de schrijver zich zeer breed heeft georiënteerd, muziek, literatuur, schilderkunst, flora, fauna en evolutieleer, het komt allemaal ter sprake en het wordt in verband gebracht met de kleur rood. Niet altijd in een logische volgorde maar wel steeds sprankelend en vol humor.

Wat we ons na het lezen van het boek nog wel afvragen: Heeft Midas zelf rood haar of heeft hij dat vroeger gehad?

Reactie recensie 2
Een leuke recensie waar ik het mee eens ben. De knipoog dat het eigenlijk strafbaar is om te pronken met andermans veren, is misschien niet helemaal juist. Het is niet strafbaar volgens de wet, maar misschien wel in de sociale omgang. Dat kan worden gededuceerd uit de volgende quote: Na de broekrok is een hoofd vol henna de belangrijkste oorzaak van lusteloosheid bij middelbare mannen.  […] Wellicht zou het goed zijn geen henna meer te verstrekken aan vrouwen boven een bepaalde leeftijd. Na een half leven van opgeverfde tweedehands auto’s trappen mannen er toch niet meer in. Rood haar dat jaren achtereen vervaalt en dan opeens fel oplaait is hoogst verdacht. Het bloeit niet zomaar weer op; deze kleur is een prothese, het is een buitensmonds kunstgebit. Ik vind het ook leuk dat Dekkers op allerlei onderwerpen heeft georiënteerd en in verband heeft gebracht met de kleur rood, zoals in de recensie mooi is omschreven,




5. Boek 3: De vergankelijkheid (1997)
Korte samenvatting
Veel glorie is op haar best als ze aan het vergaan is. Maar dan moet ze daar wel de kans voor krijgen. Oude gebouwen worden meestal afgebroken voor ze aftakelen, of gerestaureerd tot slechts een modern gebouw rest. Oude mensen doen zich jong voor. Want iedereen wil oud worden, maar niemand wil het zijn. Na het gelukwensen van een honderdjarige wast de burgermeester zijn handen. Liever opent hij een nieuwbouwwijk. Nieuw is mooi en jong is lekker. Toch lonkt het verval. Afwaarts is een berg ook mooi. Schilders schilderen ruïnes, toeristen fotograferen tandeloze vissers, Fellini begreep dat de nadagen de mooiste dagen van het oude Rome zijn. Restaureren we om het oude te behouden of proberen we de tijdelijkheid te ontduiken? Hoe harder we op de radio over de lente zingen, hoe noodzakelijker blijkt de herfst, wanneer de bomen met een zucht van verlichting hun vrucht en blad aan de wind meegeven. Voor hen is het volbracht. Wat verval lijkt, is meestal vervuiling.

Leesbeleving
Met De vergankelijkheid is het Midas Dekkers gelukt om een beladen concept als ‘vergankelijkheid’ als onderwerp van een boek te nemen dat verassend goed en ontspannen wegleest. Verschillende facetten van vergankelijkheid bij mens, dier, voorwerpen en gebouwen worden besproken, waaronder de voorkeur van toeristen voor ruïnes, het eeuwige leven, het voortbrengen van nieuw leven is en afscheid. Het interessantste van het boek vind ik de uitspraak: Wat verval lijkt, is meestal vervulling. Dit wordt in een andere passage verder uitgewerkt: ‘Hoe ouder je wordt, hoe meer je op jezelf gaat lijken,’ luidde een stelling bij het proefschrift van P. Olinga. Alles wat je tijdens je leven meemaakt, laat sporen in je na, bij iedereen weer andere en in een andere mate. Met elke stap die je in de richting van het graf zet, lijk je minder op een ander en meer op jezelf, tot je eindelijk met jezelf versmelt. Dan hoeft er verder niets meer. Het is volbracht. Ikzelf vind het een rustgevende gedachte dat leven ergens eindigt en dat het volbracht is, dat er een moment komt waarop niet meer hoeft. Reïncarnatie lijkt me angstaanjagend, je zit gevangen in een leven waarin je zoveel moet en, erger nog, waaraan geen ontsnapping mogelijk is. Daarom vind ik de gemeende gelijkenis  van vergankelijkheid en vervulling zo mooi. Dekkers biedt een studie van de vergankelijkheid, over de processen, varianten, feiten, ideeën over en natuurlijk de gevolgen van vergankelijkheid. Dekkers neemt zijn zeer uitgebreide oriëntatie op allerlei onderwerpen en brengt ze in verband met de vergankelijkheid, zoals Dekkers altijd doet. Hij schrijft humoristisch en scherp over een zwaar onderwerp, zonder dat het loodzwaar of gruwelijk wordt.

Recensies
Recensie 1
Bron: Noord-Hollands Dagblad
Publicatiedatum: 16-01-1998
Recensent: Hans Warren
Recensietitel: Midas Dekkers maakt zich vrolijk over dood en verval
Taal: Nederlands

Iedereen gaat dood. Alles gaat onder. De kosmos wordt beheerst door verval en vernietiging. Iedereen weet dat, maar niemand wordt daar graag op gewezen. Een als er aan de dood wordt herinnerd, dat gebeurt dat met donderpreken, schokkende televisiebeelden of zwaarmoedige bespiegelingen. Midas Dekkers bewijst in zijn boek 'De vergankelijkheid' dat het anders kan: openhartig en vrolijk. Dekkers is door zijn boeken, zijn radio- en televisie-optredens een nationale bekendheid geworden. Een opzienbarende verschijning met zijn innemende boosaardige grijns, zijn montere aanpak, zijn kennis van zaken. Hij mag geen boodschap hebben, maar weinig auteurs hebben het publiek zoveel te zeggen als hij. Met zijn boek 'Lief dier', over erotiek bij dier en mens, maakte hij indruk. Maar misschien is 'De vergankelijkheid' nog overtuigender. De grote kracht van Dekkers is dat hij zulke verrassende verbanden kan leggen. Zijn beschouwingen zijn een hoogst persoonlijke mengeling van literatuur, cultuurhistorie en biologie. Een mens is een dier, realiseert hij zich. Daarom vallen hem dingen op die anderen ontgaan. Ondeugend prikt hij mythen door. Speels en poetisch. Eén uitgebreide poging om de lezers te verzoenen met het onvermijdelijke, ouderdom, dood. Dekkers nuchterheid krijgt menigmaal de glans van lyriek: 'Het streven om iets in oude glorie te herstellen, is even menselijk als vergeefs. Veel glorie is nu eenmaal op haar best als ze aan het vergaan is. Vergaan is leven. Een wrak is minder dan de locomotief die hij eens was, maar ook meer.' Hoogspanning Hij blijft echter eerst en vooral de man van uitdagend geformuleerde, maar onweerlegbare bevindingen. Een pasgeboren baby is zo onbeholpen dat je, naar zijn zeggen, nog het meest denkt aan een patiënt met een dwarslaesie vlak onder de nek. Wijn, zo maakt hij duidelijk, is niets anders dan het bedorven sap van druiven. Zeetong is zo lekker vanwege de rottingsproducten: pas na een dag of twee, drie is hij op zijn best! Hij noemt cosmetische chirurgie omgekeerde geneeskunst: je gaat gezond naar binnen en komt er als patiënt uit. Hij levert het ene fraaie aforisme na het andere af, bijvoorbeeld: 'Al ons leven na de veertig is een toegift van onze cultuur, waar de natuur niet op had gerekend.' Menig lijk zou chemisch afval zijn. Aan verdoezelende praatjes doet Dekkers dus niet. 'De vergankelijkheid' is een boek om eeuwig dankbaar voor te zijn.

Reactie recensie 1
Dit is een positief geschreven recensie voor een positief geschreven boek. Het haalt de positiefst gestemde delen van het boek naar voren. Het boek heeft duidelijk zijn doel bereikt bij deze recensent: laten zien dat verval en dood niet louter slecht en naar zijn.

Recensie 2
Bron: De Morgen
Publicatiedatum: 26-12-1997
Recensent: -
Recensietitel: Aanstekelijke gedachten over het einde van alles: Midas Dekkers: De vergankelijkheid
Taal: Nederlands

Dat alles nieuw is, is op zichzelf nieuw. Vroeger was er meer ouds," schrijft Midas Dekkers in De vergankelijkheid. De populaire schrijvende bioloog werd vorig jaar vijftig, maar nergens in zijn nieuwe boek is een oudere man aan het woord die plotseling de dood in het oog kreeg en zucht, klaagt of knarsetandt. De vergankelijkheid is hem veeleer een feest. Met een benijdenswaardige liefde voor het leven bezingt de ouder geworden Dekkers het vervellen, verroesten of verrotten van mens, dier en ding. Als bioloog ziet hij scherper dan anderen dat iedereen en alles onder de wetten van het leven valt: wat leeft, gaat dood. En wat dood is, gaat nog een beetje meer dood. Dat is zelfs niet verschrikkelijk, - niet als je het van Dekkers hoort, althans, en dat heeft natuurlijk alles met zijn manier van schrijven te maken. Wie meer van hem leest, blijft er waarschijnlijk van houden maar herkent snel Dekkers typische zin voor formulering. Het is een kwestie van trucs, denk je soms, maar ze werken wel. Een mens behoort tot de natuur en de cultuur: we eten omdat we honger hebben, maar dat doen we wel verfijnd. Ook een dier heeft die dubbelheid enigszins, in een salonhond is de wolf nog moeilijk te herkennen. Zelfs planten hebben een cultuurzijde, net zoals cultuurmonumenten op natuurlijke wijze beschimmelen, vermolmen of ineenstorten. Als natuurwetenschapper en cultuurmens kent Dekkers beide kanten. Wat een voordeel is, zeker als je ze handig tegen elkaar kunt uitspelen. Dan krijg je humor en inzicht. Midas Dekkers zei altijd al net zo makkelijk dat eenjarige planten "te lui zijn' om de winter in te gaan, als dat de vrouw in haar menopauze "van de leg raakt". In De vergankelijkheid doet hij er nog een schepje bovenop: vlotjes springt hij van plant of dier naar mens of ding om zijn inzichten in het einde van alles te vertellen. Dat hij daarbij zijn gedachtensprongen van de nodige wetenschappelijke fundering voorziet, verhoogt de pret: een kaas- en wijnavond is feest "met rotte melk en rot druivensap". Voor wie het niet gelooft of misselijk wordt, legt Dekkers uit waarom: "half opgedronken door schimmels die de fles als dank hebben bijgepist met alcohol". Smakelijk. Je leest De vergankelijkheid beter niet tijdens het eten. Het gaat weleens over haring die we het liefst rot verorberen, waarom we kaas met tenen associëren of wat er gebeurt met een restje hutsepot dat je bij het afruimen van het avondeten om acht uur in de keuken zet. Dekkers kan je in één dag van jarenlange gewoonten. Als goede wetenschapper nodigt hij zijn lezers uit de om zich heen grijpende ontbinding proefondervindelijk te leren kennen. Zo moet je op een mooie zomerdag een dode muis in de tuin leggen, buiten bereik van katten. Of wil je bacteriën met het blote oog zien, zet dan de schol half onder zout water (dertig gram zout per liter) in een diep bord weg bij vijftien graden. Ga af en toe in het donker naar je vis kijken en sta na ongeveer een dag verbaasd: de vis geeft licht! Achter de humor van de korte zinnetjes op de woordspelletjes of de variant van het wetenschappelijke experiment blijft Dekkers een erudiete man met een eigenzinnige visie. Die blijkt bijvoorbeeld als hij euthanasie "zelfmoord door een ander" noemt, of evolutieleer "gepraat achteraf", of als zijn bijdrage aan het debat over uitstervende diersoorten deze vraag stelt: "Mist u de dodo?" Het allerbest is hij daarin wanneer hij op zijn eigen vakgebied blijft: de natuur. "Elke verandering van de natuur wordt door haar beschermers tenietgedaan, waarna de natuur het opnieuw probeert, de beschermers weer ingrijpen, enzovoort. (...) Nu begrijpt u waarom natuurbeheer zo duur is. Er zijn heel wat mensenhanden nodig om het eruit te laten zien alsof het door geen mensenhand beroerd is." Het leven heeft biologisch gezien geen doel, vind ook Dekkers, en we stellen ons aan door het er zo nodig een te willen geven. Met deze gezond ogende gedachten zullen velen instemmen. Zijn daarmee vergelijkbare opvattingen over cultuur zullen vermoedelijk meer tegenwind krijgen. Zoals deze: "Hergebruik verlengt het leven. Als een kerk alleen kan blijven bestaan als supermarkt moet het maar een supermarkt worden." Of een ander (Nederlands) voorbeeld: "Waar vind je nog een mooie puinzooi, een pand dat op zijn gemak in elkaar staat te zakken, (...) buitengewoon bewoonbaar verklaard voor spinnen en hagedissen." Midas Dekkers loopt gezwind van cultuur naar natuur en terug om ongezouten zijn mening te geven. Heel het boek door wil hij aantonen dat alles, zowel cultuur als natuur ondergeschikt is aan die ene mooie beweging die we vergankelijkheid noemen. Omdat de mens van vandaag het niet wil zien, blijft Dekkers het almaar zeggen: dood gaat alles en iedereen, en sterven doen we elke dag. En dat is leven. Midas Dekkers, statistisch al over halfweg, vindt dat we net zo goed met waardigheid kunnen leven / sterven. Voor hem betekent dat zoveel als niet harder lopen dan nodig is en niet te veel tegenspartelen. En dat geldt voor alles wat bestaat: "Laat gebouwen toch leven. Laat landschappen leven, standbeelden, bossen, walvissen, eskimo's, kleine meisjes. (...) Vervang afgewaaide dakpannen, veeg snotneuzen, bescherm monumenten tegen weer en wind, consulteer zo nodig uw arts, maak schoon wat vies is en hou van ze." Bij het lezen van dit boek vergeet je het niet makkelijk: alles waar we van houden gaat dood. En Dekkers verzoening daarmee zal niet iedereen spontane bijval ontlokken: "(...) het troost me wel dat ze te zijner tijd van mijn ouwemannenlijf nog zoveel prachtige kevers en vliegen weten te maken". Als hij daarna nog even de grijze vleesvlieg beschrijft, draait je maag weer om. Ook de foto's in dit boek zijn niet appetijtelijk. Wie Dekkers tekst niet doorgrondt, zal zijn bedoeling wel vatten: een doorwormd lijk in ontbinding, een oudgerimpeld jongetje, huizen aan flarden en monumenten in verval. Als je het leven begrijpt zou je een overtuigd cultuur- en natuurpessimist kunnen worden. Maar zo ziet Dekker het niet: "Is de mens inderdaad in zijn nadagen beland? Welnee. De meeste mensen veranderen meer van een halve liter jenever dan vijftigduizend jaar evolutie."

Reactie recensie 2
Een uitgebreide recensie die vooral de humor van Dekkers in de schrijfstijl van de recensie verwerkt, met een geschikte quote van Dekkers als uitsmijter. De afbeeldingen en omschrijvingen in het boek zijn inderdaad niet altijd even smakelijk, maar dat was ook niet de bedoeling van het boek. De recensie beschrijft ook veel onderdelen in het boek, die allen kloppen.





6. Conclusie
Midas Dekkers is een eigenzinnige auteur en niet te vergeten bioloog. Hij schuwt niet om te schrijven over (biologische) onderwerpen waar een taboe op ligt en er met zijn typische stijl een heel boek mee te vullen, met een uitgebreide literatuurlijst natuurlijk.

Voor verder onderzoek lijkt het me interessant nog meer van zijn boeken te lezen, zoals Lief dier en Lichamelijke oefening, die ofwel een uitgesproken stelling ondersteunen of een cultuurhistorische beschouwing zijn over een taboe. Daarnaast vraag ik me af of er andere, vergelijkbare Nederlandse schrijvers zijn. In dat geval ben ik ook benieuwd naar hun boeken en hoeveel ze verschillen en overkomen met Dekkers en andere, meer traditionele Nederlandse literatuurschrijvers.





7. Balansverslag
Dit schooljaar waren voor het vak Nederlands er vier boeken verplicht om te lezen: Max Havelaar door Multatuli, Een nagelaten bekentenis door Marcellus Emants, De stille kracht door Louis Couperus en Karakter door Bordewijk.

Ik heb al deze vier werken gelezen, maar niet van harte. Het eerste werk dat ik gelezen heb was Een nagelaten bekentenis, het boek waar ik in een groepje een werkstuk over heb moeten maken. Op zich was het  redelijk leesbaar en had zeker pluspunten. Het principe dat je als lezer precies alle gedachten van de hoofdpersoon ziet en het ontzettend subjectieve beeld van de wereld is op zich interessant. In dit geval vond ik de hoofdpersoon geen leuk personage en zeker niet om een heel boek te volgen. Toen ik het ging analyseren begreep ik meer wat de schrijver wilde zeggen, maar toch heeft het niet geleid dat ik van het boek heb genoten.

De stille kracht heb ik als tweede gelezen. Het had een mysterieuze sfeer, maar de sociale verhoudingen en verwikkelingen van de personages hadden niet echt mijn interesse. De sfeervolle mystiek vond ik het beste punt van het boek.

Karakter was in het begin heel vlot geschreven, maar het verhaal daalde al snel in tempo, wat niet naar mijn genoegen was. De twist aan het eind van het boek wierp een ander, interessant licht op het verhaal, maar het was niet genoeg om het lezen van het boek voor mij een fijne ervaring te maken.

Max Havelaar was door het verouderde taalgebruik niet makkelijk weg te lezen. De vreemde structuur was interessant en het doel van het boek (gelezen worden) is zeker gelukt. Helaas was ook Max Havelaar niet het boek voor mij.

Het was de bedoeling om ook een poëzie-interbellum te lezen en behandelen, maar door de vele lesuren die zijn komen te vervalen, was dat niet meer mogelijk. Dat vind ik jammer, aangezien ik Nederlandse poëzie wel een interessant deel vind van het vak Nederlands. Van vorige schooljaren heb ik positieve ervaringen met poëzie gehad, vooral in 2L toen we de bloemlezing Gedicht eet je met je oor behandelden. Ik had gehoopt dat het poëzie-interbellum iets soortgelijks of iets anders leuks zou zijn.

De boeken van Midas Dekkers vond ik gelukkig wel goed te doen. Ze lazen makkelijk weg, je leert over allerlei biologische onderwerpen en hebben een lichtere toon dan de meeste Nederlandse literatuur. Ook verwerkt Dekkers meer humor in zijn boeken dan de gemiddelde hooggeachte Nederlandse schrijver.

Ik heb dit jaar geen andere boeken gelezen dan de verplichte Nederlandse literatuur. Dat heb ik gedaan, omdat ik anders boeken ga lezen die ik echt leuk vind, waardoor ik nog meer moeite te heb met de verplichte literatuur. Dit betreur ik ten zeerste, aangezien ik lezen erg leuk vind. Dit is het tweede jaar op rij waarbij ik dit ‘niet lezen van boeken buiten de verplichte literatuur’ toepas. Ik vind dit heel erg, omdat vroeger heel veel en met veel plezier las. De manier waarop literatuur wordt aangeboden en verplicht is, is schadelijk geweest voor mijn lezen.

Daarom ben ik van plan in de zomervakantie veel te gaan lezen, om van lezen weer een leuke gewoonte te maken. Ik wil in ieder geval de Harry Potter serie gaan lezen, want die ben ik al heel lang van plan te gaan lezen. Ik wil ook andere Engelse literatuur gaan lezen. Ik heb dit jaar immers al vervroegd eindexamen Engels gedaan, waardoor ik in aanraking gekomen ben met verschillende Engelse werken die mij aanspreken, zoals The Canterbury Tales en Paradise Lost. Die wil ik ook gaan lezen. Op het Nederlandse gebied ben ik van plan een paar boeken te lezen die ik al een keer (lang geleden) gelezen heb om weer eens Nederlandse boeken te lezen waar ik al een positieve indruk van heb, zoals Koning van Katoren en Brief voor de koning. Dit zijn eigenlijk kinderboeken, maar ik denk niet dat dat een probleem zal zijn.

Kortom, ik wil in de zomervakantie weer voor mijn plezier gaan lezen door zelf werken uit te zoeken die ik echt leuk vind. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten